The Curfew

Tabs

Aan de slag

De tekst van de openingszin is voor klokkenliefhebbers als Van Eyndhoven onweerstaanbaar. The Curfew duidt op de avondklok. To toll verwijst naar het luiden van de doodsklok, maar kan ook het afsluiten van de dag betekenen of het afscheid in ruimere zin. Met the knell gebruikt de dichter nogmaals een synoniem voor de doodsklok en zet zo de toon voor de rest van het gedicht. De oorspronkelijke muzikale zetting was van de hand van Stephen Storace (1762-1796), die in Engeland vooral als operacomponist actief was. Omstreeks 1782 schreef hij 8 canzonetten voor stem met begeleiding van harp of clavecimbel, waarvan The Curfew het vierde is. Het stuk staat in d, een toonaard die ook bij het Requiem van Mozart de dood evoceert. Van Eyndhoven bewerkte het werk voor vierstemmig gemengd koor. Het openingsthema van de sopraan wordt aan het einde in de tenor hernomen. Een tijdloze bewerking met een harmonisch verrassend slot..

Achtergrond

The curfew of de avondklok werd door Willem de Veroveraar (1028- 1087) in het leven geroepen. Het woord komt van het Franse ‘couvre-feu’, ofwel doven van de vuren. Vanaf het luiden van de klok tot aan de dageraad moest iedereen binnen blijven. Over deze doodsklok – en het einde van de dag – schreef Thomas Gray (1716-1771) zijn magnum opus Elegy written in a country graveyard. Het gedicht telt maar liefst 32 strofes (kwatrijnen), waarvan de eerste twee door Stephen Storace (1762-1796) op muziek zijn gezet, als onderdeel van zijn 8 canzonetten voor stem en klavecimbel/pianoforte/harp. Als titel voor het lied nam Storace de eerste twee woorden van het gedicht. Carl Van Eyndhoven (°1959) – die als beiaardier een speciale affiniteit heeft met klokken – bewerkte dit lied voor vierstemmig koor. Over het algemeen laat hij de melodie van het oorspronkelijke lied onaangetast en laat hij deze zingen door de sopranen. De andere stemmen dienen hier als ‘vervanging’ van het begeleidingsinstrument, vandaar ook de passage op ‘doe’ tussen twee strofen. Enkel in het laatste deel schakelt hij tenoren en bassen in om een deel van de melodie te vertolken. Het werk is grotendeels homofoon opgevat en vrij braaf qua harmonie. Zo laat Carl Van Eyndhoven de sfeer van het origineel intact, maar maakt hij het zingbaar voor een koor.

Tekst

The curfew tolls the knell of parting day,
The lowing herd wind slowly o'er the lea,
The ploughman homeward plods his weary way,
And leaves the world to darkness and to me.

Now fades the glimmering landscape on the sight,
And all the air a solemn stillness holds,
Save where the beetle wheels his droning flight,
And drowsy tinklings lull the distant folds.

Structuur

Begin tot maat 8: strofe 1A
Maat 9 tot maat 16: strofe 1B
Maat 17 tot maat 20: tussenspel
Maat 21 tot maat 29: strofe 2A
Maat 30 tot maat 40: strofe 2B
Maat 41 tot maat 48: strofe 1A’
Maat 49 tot einde: strofe 1B’

Merk op dat bij strofe 1 ieder deel bestaat uit 8 maten. Enkel helemaal op het einde wordt een maat extra gecreëerd om de tenoren en de bassen een verrassende harmonische toets te laten geven om het werk te eindigen. Bij strofe 2 bestaat ieder deel uit meer dan 8 maten. Nochtans bestaat in zowel strofe 1 als strofe 2 iedere zin uit exact 10 lettergrepen. Je zou zonder probleem elke zin kunnen lezen in het ritme van de eerste 8 maten (sopraan- of altpartij). In maat 27 kiest de componist (Storace) ervoor om de waarde van de noten uit te rekken (augmentatie) om zo meer de nadruk op de ‘solemn stillness’ te leggen. Vanaf maat 32 gaat hij een stap verder, met onder andere herhaling van een deel van de tekst. Nog opvallend is dat begin en einde in re klein is geschreven, met daartussenin strofe 2 in fa groot.

Begin bij de tekst

Omdat we hier werken met poëzie die in een zeer solide (jambische) versvorm is geschreven kan het geen kwaad om eerst met die verzen kennis te maken. Lees daarbij de tekst van de eerste strofe (enkel sopraanpartij of ieder zijn eigen stem) om zo de zinnen duidelijk te maken. Het zal onmiddellijk opvallen dat het verleidelijk is om te ademen in het midden van een zin (bijvoorbeeld al in maat 2 of in maat 6). Maak daar direct komaf mee en laat de koorleden een hele zin in één adem lezen. De legatobogen duiden hier de structuur aan, en er kan wat ontspanning zijn op het einde van zo’n boog, maar ademen is hier niet aan te raden. Neem daarvoor de derde zin (maat 9 tot maat 12) als voorbeeld, hier is het tekstueel ook niet mogelijk om te gaan ademen na home, vandaar ook de langere boog). Niet iedere komma in de notenbalk of iedere legatoboog dient hier dus om te gaan ademen, eerder om de structuur duidelijk te maken en aan te tonen dat niet iedere stem op exact hetzelfde moment een nieuw zinsdeel inzet. Behalve waar portatostreepjes of accenten geschreven staan (om een klokeffect te creëren) laat je je zangers het beste al in deze eerste fase zoveel mogelijk legato lezen. Het is wat vreemd voor koorzangers om in legato en met een bepaalde sonoriteit een tekst te lezen – eerder dan korte lettergrepen in een ritme op te sommen – maar het is een uitstekende oefening. Werk voorlopig aan de eerste strofe, later kan je het hele proces herhalen bij de tweede strofe.

En zingen maar

Misschien onnodig om te zeggen, maar zorg ervoor dat je als dirigent elke stem zonder problemen kan voorzingen. De muziek ziet er verraderlijk eenvoudig uit, maar hier en daar (vooral in cadensen) zijn er wendingen die je niet eerder hebt gezien. Werk per zin (of per twee zinnen maximum), en laat de harmonie groeien door stemmen te gaan combineren (sopraan met alt, tenor met bas, sopraan met tenor, alt met bas, alt met tenor en bas,... mogelijkheden genoeg). Zo ontdekken de koorleden samen de harmonie en komen ze uiteindelijk uit op een vierstemmig geheel. Het zorgt er ook voor dat iedereen vaak aan het zingen is en dat de aandacht in de repetitie niet verslapt. Doe hetzelfde met de herhaling van de eerste strofe (maat 41 tot einde), herhaal daarna het hele proces (tekst en muziek) met het middendeel.

Addertjes

Sommige harmonische wendingen zijn niet zo vanzelfsprekend. Wanneer je niet over een piano beschikt om alles goed te kaderen, kies je beter goed welke stemmen je eerst met elkaar combineert. De stillness in maat 28 in de tenorstem kan je goed eerst combineren met de basstem om zo de basis van het harmonisch kader te schetsen. Let er op dat de maatsoort (2/2) niet gaat evolueren naar een stappende 4/4. Hoewel de tempoaaduiding gebruik maakt van vierde noten dient het geheel in 2/2 te klinken. Het vergt wat techniek om dit werkje in 2/2 te dirigeren (aan 40 halve noten per minuut). Wanneer dat niet lukt, kan je de vierde noot als basis nemen en in 4/4 gaan dirigeren, maar hou dan wel de tweede en vierde tel zeer licht in je gestiek. Aangezien een zin of zinsdeel vaak begint op een optijd lijkt het logisch om de vorige zin af te sluiten op de derde tel (in 4/4 gedacht). Maat 24 is hier een perfect voorbeeld. Laat de koorleden de ‘t’ van sight ná de derde tel te plaatsten. Als je daardoor een fractie tijd verliest is dat helemaal geen ramp. Het maakt het geheel meer organisch en minder metronomisch.

Deel deze pagina

Reageer op deze partituur

Login of registreer om te kunnen reageren