Litanie

Tabs

Aan de slag

Schaterlach en dondervloek – Een poëtische litanie van Lucien Posman

Litanie, opgedragen aan Cum Splendore en Liselotte Selswerd getoonzet door Lucien Posman. Posman (°1952) is een erg interessante componist. Zijn werk is gevarieerd in stijl en bezetting: van symfonie over opera tot concerti en werken voor solo-instrumenten, kamermuziek en - hoera - veel vocale werken, waarbij tekstschrijver William Blake een belangrijke plaats inneemt. Ken je zijn koormuziek nog niet, beluister dan zeker de cd Welcome stranger, die in 2012 verscheen bij zijn zestigste verjaardag, uitgegeven door Phaedra. De opname kreeg van het Nederlandse muziektijdschrift Luister destijds zelfs een uitmuntende 10/10. De tekst van het vierstemmige a capellawerk Litanie is van Marleen De Crée en is opgevat als een portret van een goede vriend van haar, de humanist Michel Oukhow. De Crée koos voor een litanie. Niet verwonderlijk, naast rondelen en sonnetten vraagt de litanie een bepaalde vorm. En die vorm zoekt De Crée op, precies om vrijheid en muzikaliteit aan haar taal te geven. Ook het koorwerk van Posman volgt in die structuur. Litanie is een eerder eenvoudig vierstemmig koorwerkje dat de tekst perfect volgt. Eindelijk een Posman op Koorklank!

De monotonie van de litanie

De maestro uit het Meetjesland kwam Cum Splendore in 2013 vervoegen tijdens een repetitie. Veel van zijn waardevolle tips delen we hier met jullie. Luciens Litanie begint mezzoforte met een lage re-fa voor de sopranen, een maat verder gevolgd door do-re als inzet van de alten. Om een onzekere start tegen te gaan, kan het goed zijn om de intervallen voor te spelen, en/of de begintonen te laten aanzoemen. De opeenvolgende inzetten mogen best stevig zijn. Een handelsmerk van dit stuk zijn de verlengde eindlettergrepen van veel woorden. Terwijl één of meerdere zangers de eindmedeklinker(s) op de eerstvolgende tel plaatsen, houdt de rest van de stemgroep de lettergreep aan en plaatst de medeklinker(s) op de laatste achtste van de lange noot. Die aangehouden klanken doven altijd uit om de andere stemmen door te laten en zo de polyfone textuur transparant te houden. Het vergt in het begin wel wat aandacht, omdat het een minder vertrouwd procedé kan zijn. Lucien zet daarmee het gegeven van de litanie als dichtvorm in de verf. Een legato uitvoeringsstijl benadrukt dat eveneens. Een duidelijke articulatie is daarbij heel belangrijk om de poëtische tekst verstaanbaar te maken en de rijke woordenschat mooi naar voren te laten komen. Het is een uitdaging om dat allemaal toe te passen, en er tegelijkertijd op te letten dat de monotonie van de litanie behouden blijft door niet te emotioneel-geëngageerd te gaan zingen.

Polyfonie versus homofonie

Na de polyfone passage van acht maten volgt een algemene pauze (de achtste rust mag hier en in andere gevallen eventueel wat verlengd worden). De korte homofone (en homoritmische) passage die daarna begint, kan wellicht wat extra aandacht voor intonatie gebruiken. De afwisseling tussen polyfonie en homofonie is een structureel kenmerk van het stuk, dat visueel duidelijk gemaakt is door de cursieve zetting van de homofone teksten. Die passages mag je een beetje vrijer zingen, en de crescendo’s moeten betekenisvol gebracht worden. Let ook op de verschillende plaatsingen van de eindmedeklinkers in de vier stemmen – een subtiel doorbreken van de homofonie. Bij de start van de volgende polyfone passage in maat 12 is het belangrijk dat tempo en ritmische precisie terug opgenomen worden. 

Groeiende dynamiek

De dynamiek van het stuk vergroot steeds; een eerste forte wordt bereikt in maat 18. De passage vanaf maat 20 is ook letterlijk dynamischer: de maatwisseling naar 3/8 (waarbij de achtsten gelijk blijven) brengt meer beweging in de tekst. Hier mag het strikte legato-denken even plaats maken voor een quasi-staccato-benadering, om de uitspraak van de tekst te verduidelijken. Vanaf maat 29 worden de klinkers terug langer en klinkt het geheel terug meer gebonden. Vóór maat 35 is er een duidelijke maar korte cesuur, waarbij de energie niet verloren mag gaan. Integendeel, de alt- en sopraanpartij worden nog beweeglijker door de triolen die geïntroduceerd worden. De belangrijke do bij de tenoren in maat 48 (al aangekondigd in 45) kan misschien moeilijk te treffen zijn. 

Zacht zonder te vertragen

De sopranen en tenoren vatten samen de slotpassage (vanaf maat 58) aan; de hoge re kan drie maten voordien uit de tenorpartij gehaald worden. Na nog heel wat dynamische contrasten eindigt het stuk ‘teder als vogeldons’. Zacht, maar zonder te vertragen. De voorlaatste noot mag wat gerekt worden, terwijl de lange laatste noot uitsterft in het niets.  

Deel deze pagina

Reageer op deze partituur

Login of registreer om te kunnen reageren