Ego sum panis vivus

Tabs

Aan de slag

Tekst

Ego sum panis vivus is een bekende tekst uit het Johannesevangelie, die reeds tientallen malen in de geschiedenis op muziek werd gezet. De vertaling luidt als volgt:

Ik ben het levende brood, dat van de hemel is gekomen. Wie van dit brood zal eten, zal leven in eeuwigheid. Alleluia.

Peter Pieters maakte een knappe vierstemmige bewerking waar vele amateurkoren een leuke uitdaging aan zullen hebben. Het werkje bestaat steeds uit meerdere lagen en kan logisch en vlot worden opgebouwd. Het stelt nergens bijzonder hoge eisen aan de koorleden, maar vraagt wel een scherpe concentratie. Het ligt voor de hand om dit tijdens de eucharistieviering te gebruiken als communielied, maar verdient zeker ook zijn plaats op het concertpodium.

Opbouw

We kunnen het lied onderverdelen in 5 geledingen, die elk op een specifieke manier zijn opgebouwd. Werk tijdens het aanleren vanuit de opbouw van het stuk en je zal merken dat het geheel snel in elkaar zal passen. Vertrek zoveel mogelijk vanuit de meer ritmische stemmen, om er nadien de bredere zinnen bij te plaatsen. Deel 1: m. 1- 13.
De alten en tenoren zingen enkele woorden in een herhalend patroon van 3 maten. Ze bewegen steeds tegelijkertijd, in een tegenbeweging. Het is opletten voor de ritmische en speelse tegentijden. Na dit patroon driemaal te herhalen eindigt het deel voor deze stemmen in een stijgende sequens. De bassen en sopranen zingen ondertussen zinnen in lange notenwaarden met een uitkomende rol voor de sopranen. De brede zinnen vormen een boeiend muzikaal contrast met de middenstemmen.

Deel 2: m. 13-19.
Alle stemmen bewegen homofoon. De muzikale zin maakt een grote crescendo en diminuendo. De dames zingen hetzelfde maar in parallelle tertsen, net als de heren. Tegenover elkaar maken dames en heren steeds tegengestelde bewegingen.

Deel 3: m. 19-22.
Een kort deeltje waarbij enkel de sopranen de tekst zingen. De andere stemmen begeleiden de sopraanpartij op geneuriede noten. Om aan te leren, en indien nodig ook nadien, kan je hen op noe laten zingen in plaats van op Mm. Dat geeft iets meer houvast.

Deel 4: m. 23-32.
Dit deeltje refereert qua ritme en melodie aan het begin. Deze keer zit de ritmische beweging in de beide damespartijen. Opnieuw horen we een patroon van 3 maten in tegenbeweging, dat hier slechts 2 maal wordt herhaald, om zich dan verder te ontwikkelen in hoogte en lengte. Ook in die passage herkennen we het contrast tussen de ritmische bovenstemmen en brede noten bij de heren, met de hoofdmelodie bij de tenoren.

Deel 5: m. 33-42.
Het laatste deeltje bevat alleluia-uitroepen in een grote op- en afbouw. De eerste 4 maten zingen de dames hetzelfde, maar in parallelle kwarten, net als de heren. Het kan in het begin moeilijk zijn om de verschillende ritmes op elkaar af te stemmen. Blijf, ook bij het aanleren, de maat altijd in 4 slaan om het nadien makkelijk samen te krijgen. De laatste 5 maten zingen sopranen en tenoren precies hetzelfde, alten en bassen hebben een gelijkaardige lijn.

Sfeer en uitvoering

Het tempo ligt, ondanks de pittige ritmiek, niet te snel. Dat geeft ruimte om alles netjes onder elkaar te zetten en de melismen rustig uit te zingen. Houd in het oog dat de meer ritmische patronen vinnig en precies blijven. Een accurate dictie zal daarbij zeker helpen, ook in zachte passages. Peter Pieters heeft tot in het detail alle tempo- en dynamiekaanduidingen op de partituur neergeschreven. Uiteraard loont het de moeite om die allemaal te volgen: zo krijg je treffende contrasten, transparantie tussen de vier stemmen en een effectieve op- en afbouw bij de homofone zinnen.

Deel deze pagina

Reageer op deze partituur

Login of registreer om te kunnen reageren