The man that hath no music in himself

Tabs

Aan de slag

Lucas Robert Van Vlierberghe (°1995) legt zich momenteel toe op compositie aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen bij Wim Henderickx, Luc Van Hove en Alain Craens. Met The Man that hath no music in himself  levert hij een eenvoudige, maar sprekende interpretatie van de tekst van Shakespeare voor vierstemmig koor a capella. 

Tekst

The Man That hath no Music in Himself, voor gemengd koor a capella, is de verklanking van een eeuwenoude tekst van William Shakespeare, die hulde brengt aan de muziek. De tekst verwerpt namelijk diegene die geen muziek in zich draagt, zoals je kan lezen in de vertaling:

De mensch die geen muziek heeft in zijn ziel,
Noch wordt geroerd door zoete harmonie,
Hij is in staat tot list, verraad en roof,
De gangen van zijn geest zijn zwart als nacht,
En donker is zijn hart als de Erebus;
Vertrouw zoo'n mensch niet.
Let op de muziek.

vertaling: Edward B. Koster
*Erebos is de Griekse god van de duisternis.

Van Vlierberghe laat ons een eerder donkere kant van de muziek horen, met langzame, brede notenwaarden en ingetogen akkoorden.

Door tussen de verzen van deze tekst telkens enkele maten muziek zonder woorden in te voegen, creëert de componist ademruimte. De woorden van Shapespeare kunnen even bezinken. Zo krijgt het geheel een diepgaand en rustig karakter. 

Opstart

De eerste zes maten van dit lied zijn heel eenvoudig. Het loont de moeite om die zonder partituur aan te leren op het gehoor, als opwarming of inleiding. Laat alle heren de lange noot van de tenorpartij zingen en alle dames het motief van de sopranen. Laat hen onmiddellijk bewust luisteren naar elkaar. Leer daarna de bassen hun eigen partij en tot slot de alten hun variatie op de melodie, zodat het vierstemmig klinkt.

Het voordeel van deze werkwijze is dat je vanaf de eerste noot aan de klank kan werken. Vraag een stemmige en zachte oe-klank. Geef aandacht aan de houding en buikademhaling om de lange noten op toon te houden. Door de harmonie met de hele groep op te bouwen, leer je de zangers gericht luisteren naar elkaar en naar de samenklank: een perfecte oefening voor de homogeniteit. Je kan de klinker en de toonaard veranderen om deze oefening uit te breiden. Er kruipt even tijd in, maar dat rendeert meteen in een mooie sfeer en klank. De koorleden zijn vanaf de eerste noot écht aan het zingen en voelen zich betrokken bij de muziek.

Wanneer de partituren uitgedeeld worden kan je eerst het slot aanleren, vanaf maat 36, omdat dat maar een kleine aanpassing vraagt op wat reeds gekend is.

Opbouw

Van Vlierberghe wisselt telkens enkele woordeloze maten af met zinnen tekst. In het begin loopt de oe-klank vaak nog in sommige stemmen door, onder of boven de tekst. Verderop hebben alle stemmen tegelijkertijd dezelfde tekst.

Je kan gestructureerd te werk gaan en zin per zin aanleren aan de verschillende stemmen. Buiten de gelijkenis tussen de eerste zes en de laatste acht maten, krijgt elke zin een andere melodie, harmonie en toonzetting.

Over het hele lied loopt één grote spanningsboog met een geleidelijke crescendo en diminuendo. Het begin en einde zijn heel eenvoudig, laag en zacht, terwijl het hoogtepunt op maat 28-29 de hele tessituur opentrekt en een glorieuze forte vraagt.

Opvallend is de generale pauze in maat 22, waarin de stilte even kan ‘spreken’, precies in de helft van het stuk. Trek de aandacht naar die pauze en speel met de lengte ervan. Die zal afhangen van de ruimte en de akoestiek. Verras je zangers door af en toe te variëren met de fermate. Zo blijf je hun aandacht, en die van het publiek, vasthouden.

Afwerking

De moeilijkheid van dit lied ligt niet in lastige melodieën of complexe ritmes, integendeel. Op enkele onverwachte mollen na, klinken de zanglijnen logisch en vocaal. De grote uitdaging zit in het vocaal dragen van de legatolijnen in dit langzame tempo. Leer de zangers hun volle klank doortrekken over de noten heen, ook wanneer daar tekst tussenkomt. Net als bij een grote elastiek rek je de klank over de hele zin uit. Een ideale oefening hierop is het zingen zonder medeklinkers, m.a.w. de partituur letterlijk volgen maar enkel op de klinkers van de gedrukte tekst zingen. Zo leer je de klanken verbinden met elkaar. Niet enkel zin per zin moet er een spanningsboog ontstaan, maar daarna ook over het hele werk. Doordat het zo eclectisch geschreven is, is dat niet eenvoudig. Blijf de spanning tussen de zinnen vasthouden, onder meer door als dirigent je handen en blik ook in de ademhalingen en pauzes te laten spreken. Bouw de dynamiek heel geleidelijk op en af. Werk met kleine schakeringen, zodat je de op- en afbouw over het hele stuk kan uitspreiden. In deze subtiliteiten zal de expressie en het succes van dit werk vervat zitten.

 

 

Deel deze pagina

Reageer op deze partituur

Login of registreer om te kunnen reageren