François-Auguste Gevaert

1828
1908

Biografie

Leven/opleiding

François-Auguste Gevaert werd in 1828 geboren als zoon van een arm bakkersgezin in Huise, nabij Oudenaarde. Reeds op jonge leeftijd was hij bezig met muziek: zo kreeg hij als kind muzieklessen in de parochiekerk, componeerde hij op 9-jarige leeftijd een mis en trok hij kort nadien naar het Conservatorium van Gent. Bovendien werd hij op 14-jarige leeftijd organist van de Gentse Jezuïetenkerk. 

Zijn carrière werd pas echt leven ingeblazen toen hij in 1847 als 19-jarige de Belgische staatsprijs Prix de Rome won met zijn cantate Le roi Lear. Door die studiebeurs kon hij reizen maken naar Frankrijk, Spanje, Italië en Duitsland, waar hij zegevierde als componist. In Spanje maakte hij zo’n indruk dat hij tot ridder werd gekroond door koningin Isabel II van Spanje in 1851. Ook in Pruisen werd hij tot Ridder in de Ordre Pour le Mérite voor Wetenschappen en Kunsten gekozen, en door zijn verdiensten als componist en muziekdirecteur werd hij in 1907 benoemd tot baron door Koning Leopold II.

Componist

Gevaerts studiereis eindigde in Parijs, waar hij zich dankzij steunbrieven van François-Joseph Fétis (1784-1871) vestigde als operacomponist. Vooral dankzij de Belgische toneelschrijver Gustave Vaëz (1812-1862) kon hij zo heel wat opera’s opvoeren in deze muziekmetropool. In 1853 bracht hij op die manier voor het eerst een opera in Parijs uit, Georgette, in het Théâtre-Lyrique. Die opera kreeg veel lof omwille van de originaliteit. Door het succes volgden zeven andere opera’s die zowel door het Théâtre-Lyrique of de Opéra-Comique werden opgevoerd. Ook die werden goed ontvangen, ook door de muzikale coryfeeën van de 19de eeuw, zoals bijvoorbeeld Hector Berlioz (1803-1869). 

Hoewel hij zijn Belgische contacten goed bleef onderhouden door het Conservatorium van Gent te adviseren en composities te bezorgen aan zijn geboorteplek, ging het Parijse leven Gevaert goed af: hij onderhield een amicale relatie met Gioacchino Rossini (1792-1868) en samen met Jules Verne was hij een graag geziene gast op de carnavalsfeestjes die Jacques Offenbach (1819-1880) organiseerde.

Chant de l’opéra

Gevaert groeide zo uit tot een gevestigde waarde in Parijs, waardoor hij in 1867 tot “directeur du chant” van de Parijse Opéra werd benoemd. Die functie werd speciaal voor hem gecreëerd, en kan vergeleken worden met de huidige functie van een artistiek directeur. Zijn taken bestonden uit het bepalen van welke opera’s zouden worden opgevoerd, het kiezen van de castleden, het voorzien van recitatieven bij klassieke opera’s en zelfs dienstdoend dirigeren. In 1870, toen de Frans-Duitse oorlog uitbrak, was Gevaert genoodzaakt om zijn ontslag in te dienen en huiswaarts te keren.

When he first came to see me, I thought that I had never seen so ugly a man in my life, but I very soon forgot his uncomely appearance, for when I began to study Hamlet with him I realized that I was in the presence of a genius.

Nellie Melba, zangeres tijdens Hamlet in de Muntschouwburg in 1887.

Muziekpedagoog en musicoloog

In België schoor zijn carrière echter even hoge toppen toen hij in 1871 werd benoemd tot tweede directeur van het Conservatorium van Brussel. Onder zijn directeurschap kwamen er heel wat bekende, internationale leraren lesgeven, onder wie Henri Vieuxtemps (1820-1881), Eugène Ysaÿe (1858-1931), Edgar Tinel (1854-1912), Paul Gilson (1865-1942) en Arthur De Greef (1862-1940). Op die manier dreef hij de kwaliteit van het onderwijs omhoog, wat ook wordt geïllustreerd door een brief van Richard Strauss (1864-1949) in 1906 waarin hij vraagt om Gevaerts getalenteerde studenten aan te bevelen voor de posities van eerste fluit en hobo in het operaorkest van Berlijn.

Gevaert was dan ook kenner van oude muziek: hij arrangeerde en adapteerde veel oude muziek voor uitvoeringen en publicaties. Zo wordt zijn adaptatie van het Celloconcerto in D van Joseph Haydn (1732-1809), gepubliceerd door Breitkopf & Härtel, tot het eind van de twintigste eeuw aanzien als de standaardversie. Daarnaast was hij ook als musicoloog actief en publiceerde hij menig werken over antieke muziek, gregoriaans en oude kerkmuziek. Bovendien publiceerde hij ook muziektheoretische methodes die zelfs door Sergei Prokofiev (1891-1953) werden gebruikt.

The Musical Times vat zijn leven als volgt samen:

In fact, he was one of the rare musicians who combined exceptional talents for composition, the gifts of the deep thinker and the powerful writer on the origin, development and scientific aspect of their art.

 

Koorwerken (selectie)

Missen, cantates en gewijde muziek

  • 1908: Grand’ Messe de Noël "Puer Natus Est Nobis", voor kinderkoor SSA en orgel. Beluister het hier
  • 1853: Requiem, voor mannenkoor en orkest.
  • Missa solemnis pro defunctis, voor mannenkoor TTBB. 

Wereldlijke cantates

  • 1847: Le roi Lear
  • 1857: De Nationale Verjaerdag
  • 1864: Jacques van Artevelde

Werken voor koren

  • Le Sommeil de l’enfant Jésus, voor gemengd koor. Beluister het hier
  • Supra flumina Babylonis, psalm voor mannenkoor en orkest.
  • Vers L'Avenir - L'Expansion Belge, voor mannenkoor en piano, op tekst van Gentil Theodoor Antheunis.

Vocale muziek

  • Canticum Natalitiæ, voor zangstem en orgel.
  • Chanson joyeuse de Noël, voor zangstem en orgel.
  • Ô Nuit, heureuse nuit, voor zangstem en orgel.
  • Voisin, d’où venait ce grand bruit?, voor zangstem en orgel.

Opera’s 

  • 1848: Hugues de Zomergem 
  • 1853: Georgette 
  • 1858: Quentin Durward
Deel deze pagina